Berend Botje zou uit rijden
Snoeihard langs elf steden glijden
Het ijs leek sterk, het ijs bleek zwak
Mooie droom, toen schrok hij wak
Laat het ijs nu maar verspochten
Want er komt geen Tocht der tochten
De koek is op, het zopie laf
Berend, zet je ijsmuts af
Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven
Alle heisa overgedreven
De snert verzuurd, de rookworst koud
Berend die een bootje bouwt