(Naar de ets van Rembrandt - 1631)


Bezij een kromme wilgenboom zat vrij van enig schroom
- haar rokken opgeschort, aan het ontblote onderlijf -
een pront en potig boerenwijf
te poepen en te pissen.

Het was daar waar de Amstelstroom zich uitmondt in het IJ,
juist op de plek die Rembrandt meestal als zijn stek verkoos
ter studie van een landschapschets,
of domweg om te vissen.

Het struise wijf, ze had geen weet dat Rembrandt zogezegd
- terwijl zij zich in rust van darm-en-blaasinhoud ontdeed -
haar in zijn dikke tekenboek
voorgoed had vastgelegd.

Want had ze dat vermoed, dan wel geweten,
had zij er niet zo kalmpjes bij gezeten

 





 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Eeuwig gaat voor ogenblik

Hij bood me hoofs een fijn sigaartje aan
Verpakt in netjes glimmend cellofaan
Natuurlijk werd dat ding toen opgestoken

(Nadat het van het bandje was ontdaan)
Hij leek zacht smeulend amper te vergaan
Het leek of je voor eeuwig door kon roken

De zon bewoog niet, vaag scheen ook de maan
We zwegen om elkaar goed te verstaan
De tijd voor weer een trek was aangebroken

Ik tastte naar de asbak naast mijn glas
Maar alles wat er restte was slechts as