God schiep in den beginne twintig poten aan de slang
Het lijkt wat ruim bemeten maar zo’n beest is aardig lang
Dat aantal bleek noodzakelijk om recht te kunnen staan
En tevens om van 't aardse slijk en modder vrij te gaan

Ook kreeg de slang als enig dier beheersing van de spraak
En wat -ie te vertellen had was af en toe goed raak
Iets minder dan De Jonge of collega Youp van ’t Hek
Toch kwam er slimme taal uit zijn gespleten slangenbek

Maar op een dag toen werd de slang een beetje eigenwijs
Hij smeerde Eef -De Appel- aan in ’t aardse Paradijs
De Heer ontstak in grote toorn, heeft hem de bek gesnoerd
En ook zijn poten afgehakt, dat vond-ie heel beroerd

Sindsdien sleept hij zijn buik door alle aardse gorenis
En van zijn spraak bleef niets dan slechts wat moedeloos gesis

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Vaderdag



Tijd om even stil te staan bij al het vaderleed in de wereld

Vaderleed

ze is in hoogmoed niet te evenaren
hij is voor haar slechts donor van wat zaad
terwijl de stakker, zonder eigenbaat
aan haar de schone vreugd gunt van het baren

de filantroop, onmisbaar bij het paren
weet na zijn offer reeds: het is te laat
voor hem de zondeval in het kwadraat
de plagen, weemoed, wanhoop en de blaren

en na het kranig knippen van de streng
-jawel mevrouw, hij is niet te benijden-
ontpopt zijn schat zich tot het ware kreng

haar borsten zijn voor ‘Rupsje Nooitgenoeg’
en hem, ach goede god heb medelijden
hem wachten koude flessen in de kroeg