ik spot vanuit de hoeken van mijn ogen
een achtpoot die een wankel avontuur
begaat op onze wit gesausde muur
ik heb er vroeger heel wat opgezogen
mijn dochters vinden dat onzinnig wreed
‘waarom ben jij nou altijd zo pietluttig
tenslotte zijn die diertjes heel erg nuttig
ze voelen píjn’ zoals ik immers weet
ik onderwerp mij maar en houd me groot
en ga met glas en viltje in de weer
om met degout het griezeltje te vangen
maar buiten, bám!, trap ik ‘m leukweg dood
…welnee…ik wierp hem in de conifeer
en zat mijn nageslacht maar wat te stangen
Het glas-viltje-bámgrapje heb ik geleend van Freek de Jonge