Aan dood zijn valt weinig plezier te beleven
en als je dan ook nog verbrand wordt tot as
of diep in de grond heel alleen ligt te rotten
en langzaam vergaat tot een stapeltje botten,
ontgaat mij de lol, dus ik denk dat ik pas.
Nee, laat mij maar, als ik de geest heb gegeven,
straks onder geweeklaag verdwijnen in zee.
Ik ben met een gammele schuit al tevreden:
een steen aan mijn teen en ik zak naar beneden.
Ik krijg nu al kippenvel bij het idee.
Heel diep daar benee tussen zeewier en slijk,
daar zie je mijn dansende lijk.
Ik dans op de maat van het deinende water,
mijn armen die zwaaien al heen en al weer.
Nieuwsgierige vissen die komen en staren
en schrikken zich wild van mijn woeste gebaren,
want tijdens een storm ga ik hevig tekeer.
Zo blubber ik voort zonder zorgen voor later.
De mosselen nestelen zich op mijn dij
Een octopus rust even uit aan mijn voeten,
terwijl in mijn maag kleine krabbetjes wroeten
en zo gaan de maanden en jaren voorbij.
En eens op een dag ziet een duiker ontzet
mijn grijnzend en dansend skelet.
De tijd die verstrijkt, al mijn vlees is verdwenen,
mijn botten die worden tot kiezels geschuurd.
De zee voert ze mee naar exotische stranden,
je vindt tussen schelpen mijn botjes en tanden.
Zo word ik naar heel verre oorden gestuurd.
Al hoop ik maar dat het nog eventjes duurt.