Rustroest 
Pixabay
 
Een slome zondagmorgen in april
De lente deelt haar eerste zonnestralen
Met koffie laat ik mijn gedachten dwalen
Een merel zingt maar verder is het stil
 
Gemijmer tussen Lelietjes-van-dalen
De tuin waarin ik graag mijn tijd verspil
Vandaag doe ik alleen maar wat ik wil
Mijn lichaam heeft een winter in te halen
 
Toch moet ik straks het onkruid niet vergeten
Het gras dat ik vanmiddag maaien zou
De moestuin wordt door slakken opgevreten
 
Of als ik nu dat schuurtje eens verbouw
Ik kan alvast de oppervlakte meten
Want nietsdoen vind ik zonde zegt mijn vrouw
 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

De Sloddervis



‘Wat zou het’, zei de Sloddervis,
‘dat ik geen slimmerd ben?
Ik weet wat slijk, wat modder is
en verder niks. Nou en?

Die evolutie, leuk idee
maar waar moet het naartoe?
Nee dank je wel, ik doe niet mee,
voor mij niet dat gedoe.

Waar alles mee begonnen is:
een slijmig klontje beest –
veel slomer dan een Sloddervis
kan dat nooit zijn geweest.

Ik hoef geen vleugels, klauwen,
geen slurf, gewei of bult.
Ik voel niks voor miauwen
en ben geen tiep dat brult.

Ik denk dat ik mijn modder mis
als paard of papegaai.
Dus blijf ik lekker Sloddervis,
oersimpel en oersaai.

Sterf ik straks uit? Mij best, oké.
Dan word ik nooit reptiel
of eekhoorn, vos of chimpansee.
Dan word ik dus fossiel.

Zo’n wereld-na-de-Sloddervis
is eenmaal ook voorbij.
Gaat die naar de verdommenis,
dan mooi wel zonder mij.

De oerstaat is mijn element,
mijn lat ligt niet zo hoog.
Word jij maar stinkdier of serpent
of paleontoloog.’