Vermorzel alle ongevraagde zinnen,
de woordbrij die ik van het leven kreeg.
Ze brengen onrust in mijn hoofd teweeg,
een stormloop op mijn transen en mijn tinnen.
Hij sloop heel ongemerkt bij mij naar binnen,
de klankenkliek die sindsdien nimmer zweeg.
Vermorzel alle ongevraagde zinnen,
de woordbrij die ik van het leven kreeg.
Ach, kon mijn moede hoofd opnieuw beginnen,
dan was mijn bovenkamer stil en leeg,
beloftevol als ongerezen deeg,
en smetteloos als versgesteven linnen.
Vermorzel alle ongevraagde zinnen.