Ze zouden trouwen.
Hij moest naar zee
om vis te vangen.
Zij kon niet mee.
Zij stond hem liever
geheel niet af
al aan de Noordzee,
dat zeemansgraf.
Hij viste tong en
hij viste bot.
Toch wachtte hem daar
een droevig lot.
De wind was hard en
de wind was west.
Da’s voor zo’n schuitje
niet al te best.
De verre kust heeft
hij niet gehaald.
De vis wordt altijd
nog duur betaald.
Hij zonk al bijna
diep naar omlaag
toen hij gevat werd
al in zijn kraag.
Met al zijn krachten
greep hij een koord.
Een sterke dame
hees hem aan boord.
Zij hield hem warm in
die lange nacht
in het vooronder
al van haar jacht.
Zijn leven werd een
belevenis
sinds hij op zee toen
gebleven is.