
Pixabay
Ik zie je komen door de laan
op zo’n elektrisch stepje.
Een eigen bubbel heb je.
Je zoeft voorbij, kijkt mij niet aan.
Een nogal dwingend toontje
komt uit je telefoontje,
dus zie je ook die paal niet staan.
Hoe vormen dichters actualiteit
zo ogenschijnlijk los op hun gemakje
in steeds een passend snelsonnetgebakje
dat keurig rijmend tot een pointe leidt?
Wat er op Pinksterdag werd uitgestort,
is wat bij dichters tot een versje wordt.