rodekater
Flickr.com
 
Er staat nog weinig leven op het spel
maar telkens in het zicht van de finale
weet hij nog ergens lucht vandaan te halen,
wat laatste resten adem voor herstel
 
Het middeleeuws vooruitzicht van de hel,
beproefd concept van schulden afbetalen,
is minder wreed dan in jezelf verdwalen
verloren in je veel te ruime vel
 
Van zijn bestaan, vernauwd tot ademnood
rest enkel nog het vederlichte deinen
van in de loop der tijd verschoten rood
 
tot hij besluit om toch maar te verdwijnen
en na een knipoog beide ogen sloot,
zijn laatste truc: in veertien regels dood
 
 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

De Snavelstaart

Lang had de Snavelstaart gewacht
en stil had hij gezwegen;
aan sproeten had hij nooit gedacht,
toch heeft hij ze gekregen.
 
Wat is de Zin? zo peinsde hij.
Waarom kreeg ik geen voeten
of vleugels, maar voorzag men mij
van honderddertien sproeten?

Hij pakte puur op zijn gevoel
zijn staartpunt in zijn snavel
en trok zijn hele buitenboel
naar binnen door zijn navel –
 
En floep! hij was een Suizebol,
vanbuiten vol, vanbinnen dol,
die door de ruimte tolde
 
tot hij in ’t sterrenstelsel Froen
getroffen door een zwerkbalschoen
een muizenhol in rolde.
 
Een eeuwigheid of tig miljard
gebeurde in dat zwarte gat
geen sikkepit, geen snars, geen spat.
 
Er moet Iets zijn dat mij dit flikt,
dacht hij. Het is Al voorbeschikt.
Er moet Iets... 
(enz.) – totdat:

 
Zwoesj! Froen vloog in een sterrenstorm
een bocht uit van de tijd;
prompt sprong hij in zijn oude vorm
van voor de sproetigheid.

(Een achterlijf van enkel staart,
als voorlijf slechts een snavel
en met daartussen uiteraard
die peilloos diepe navel.)

De Snavelstaart is terug bij af:
hij weet van niks en zwijgt.
Vandaag of morgen staat hij paf,
als hij weer sproeten krijgt.