Dit ganse leven is één netoglop,
maar buiten mij schijnt niemand het te merken.
Men wandelt langs de beuken en de berken,
men lacht, men schertst, maar niemand valt het op.
Iedereen tracht zijn eigen froot te vinden,
soms heel omzichtig en met taai beleid,
soms honds en in een minimum van tijd,
soms heel alleen, soms aan de hand van vrinden.
Maar mensen zijn fitulen op de winden.
Ik zie hun jacht, ik sla hun wegen ga,
ik loop de vlinders in de perken na
en glimlach om de lente in de linden.
Ach, geen ontsnapt de grijze valinop.
Aan ’t eind der reis staat hij tussen de bomen.
Hij heeft geen haast, want niemand kan ontkomen,
hij vangt ze allen in zijn sluiers op.
Dit ganse leven is één netoglop,
iedereen tracht zijn eigen froot te vinden,
maar mensen zijn fitulen op de winden,
ach, geen ontsnapt de grijze valinop.
Ter herinnering aan Han G. Hoekstra 04-09-1906 - 15-04-1988