Niemand weet, niemand weet
Wat ik gist’ren om etenstijd deed
Ik liep met een loodzwaar valies op ‘t Rokin
En daar zat een levende diskjockey in
Ik had al een hele tijd op ‘m geloerd
En gisteren heb ik hem eind’lijk ontvoerd
Het is een geheimpje, geen mens weet ervan
Vertel het niet verder als het eventjes kan
 
(Vertel het niet verder als het eventjes kan)
 
Hij zat erg te sputt’ren en riep om gena
Toen hij in mijn koffer zat gister
De mensen die het hoorden die dachten, aha
Die juffrouw die draagt een transister…
Hij is wel wat groot, ‘t is geen gangbaar model
Maar wat een fantastisch geluid
En ik liep naar huis toe, al ging het niet snel
En pakte mijn diskjockey uit
 
(Ze pakte haar diskjockey uit)
 
Wat een droom, wat een schat
Dacht ik toen ik ‘m uitgepakt had
Het was dan ook werk’lijk een gaaf exemplaar
Hij kletste en kwekte en kwetterde maar
Ik hoorde alleen niet zo goed wat ie zei
Want nu brak een plechtig moment aan voor mij
Waarnaar ik al weken, bij dag en bij nacht
Intens had gehunkerd, intens had gesmacht
 
(Wat had ze gehunkerd, wat had ze gesmacht)
 
Ik knielde devoot naast hem neer op de grond
En stak toen, met zorg en respect
Maar uiterst behendig een prop in zijn mond
O ‘t was een verblindend effect!
Ik ben erg veeleisend, het is soms te gek
Mijn smaak is exquis en verfijnd
Maar heus, een diezjee met een prop in z’n bek
Dat vind ik het bittere eind
 
(Dat vindt ze het bittere eind)
 
Niemand weet, niemand weet
Wat ik toen met mijn diskjockey deed
Ik zette ‘m neer bij de andere tien
Bij mij in de serre, oh boy wat een scene
Ik heb nu drie katten, een schildpad, een hond
En ellef diezjees met een prop in hun mond
Het is een geheimpje, u weet het alleen
Vertel het niet verder, want dat is gemeen
 
(Vertel het niet verder want dat is gemeen)
 
Vertel het niet verder want dat is gemeen
 
 
In herinnering: Guus Vleugel, 29-4-1932 - 12-8-1998
Uit: Na de seksuele revolutie, Nijgh & Van Ditmar 1999
(Uitvoering liedtekst: Jasperina de Jong)
 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

De boekenwurm in de bibliotheek

Mijn naam luidt in ’t Latijn
Lepisma saccharinum;
totaal misplaatst zou zijn
het adjectief ‘chagrinum’.

Want ik lust ieder boek,
ben dol op elke schrijver
en voel me als een snoek
in een forellenvijver.

Ik nuttig als ontbijt
bij voorkeur werk van Tachtig.
En lunch ik, dan is Feith
noch Cats me ooit te machtig.

Maar laatst had ik een deel,
een encycliek uit Rome,
dat was zelfs mij te veel
en niet om door te komen.