Ooit zat ik op een hobbelpaard en was ik indiaan
en werd mijn achterbuurt een bos zodra ik er doorheen sloop
Mijn hoofdtooi was een stuk papier, mijn boog was een banaan
En vriend noch vijand zag me gaan als ik van steen naar steen kroop

Dan maakte ik een brandweerwagen van mijn nieuwe fiets
en bluste met onzichtbaar water niet-bestaande branden
Ik vloog naar Pluto op een kleed, in alles zat wel iets
Het sufste ding wordt waardevol in creatieve handen

Toen kwam er plotseling een dag waarop ik niet meer speelde,
en trapte tegen dat wat eens mijn speelgoed was geweest
Een dag waarop ik me niet meer vermaakte, maar verveelde
Hoe meer mijn lichaam groeide, des te kleiner werd mijn geest

Nu hang ik op de bank en tel de vlekjes op de muren
en vraag me af wat er in al die jaren is gebeurd
Wanneer ik van een kind verwerd tot één van die figuren
die net als ieder ander bang binnen de lijntjes kleurt

Waar is de jongen die als kapitein de grootste zee
met slechts een mattenklopper en zijn bed bevaren kon?
Soms, als ik in de spiegel staar, dan vaar ik met hem mee,
dat joch dat niet bevreesd was
als de nieuwe dag begon..

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Afrikafestival




Wij blanke vrouwen van het multiculturele
bijeen in het theater van Johannes Veeger*
doen politiek correct en hopeloos integer
terwijl we blij op Afrikaanse trommels spelen.

Intussen broeit de stille wens het bed te delen
met, heerlijk lijkt ons dat, een woeste wilde neger.


Margje van Lunteren**


*Johannes Veeger liet in de jaren vijftig als pastoor van het Twentse Hertme een openluchttheater bouwen voor de Passiespelen. Op 6 en 7 juli aanstaande wordt er voor de 25ste keer het Afrikafestival gehouden.
**Margje van Lunteren liet na de 24ste editie haar dagboek achter in een negerhut.