Mijn metrum hobbelt als een geitenwagen
Mijn taal is net zo leeg als mijn bestaan
Mijn beeldspraak is zo krom als een banaan
Mijn rijmen zijn te dikwijls nederlagen
 
Mijn nieuwsgedichten willen maar niet slagen
De frappe is slecht, de boodschap komt niet aan
Nooit ben ik echt oprecht met iets begaan
De toon is vaak een zielig soort van klagen

En ook mijn aanzien zal geen vrouw behagen
Qua baardhaardichtheid lijk ik een sopraan
Nooit zul je mij in ruitjes gadeslaan
Ik durf niet eens een vlinderdas te dragen

Zijn looks, engagement en verstechniek
Ik was al blij met één procent van Driek

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

De Sloddervis



‘Wat zou het’, zei de Sloddervis,
‘dat ik geen slimmerd ben?
Ik weet wat slijk, wat modder is
en verder niks. Nou en?

Die evolutie, leuk idee
maar waar moet het naartoe?
Nee dank je wel, ik doe niet mee,
voor mij niet dat gedoe.

Waar alles mee begonnen is:
een slijmig klontje beest –
veel slomer dan een Sloddervis
kan dat nooit zijn geweest.

Ik hoef geen vleugels, klauwen,
geen slurf, gewei of bult.
Ik voel niks voor miauwen
en ben geen tiep dat brult.

Ik denk dat ik mijn modder mis
als paard of papegaai.
Dus blijf ik lekker Sloddervis,
oersimpel en oersaai.

Sterf ik straks uit? Mij best, oké.
Dan word ik nooit reptiel
of eekhoorn, vos of chimpansee.
Dan word ik dus fossiel.

Zo’n wereld-na-de-Sloddervis
is eenmaal ook voorbij.
Gaat die naar de verdommenis,
dan mooi wel zonder mij.

De oerstaat is mijn element,
mijn lat ligt niet zo hoog.
Word jij maar stinkdier of serpent
of paleontoloog.’