Hir a Thoddaid
(Sinds 1972 is Àsatrù, de oude Germaanse godsdienst weer officieel als geloof erkend in de Scandinavische landen)
Geen hond die hier de Noorse goden vreest
Maar kijk; ze zijn terug van weggeweest
Ja, Odin gaat weer als een beest tekeer
Ze vieren daar weer zijn verjaardagsfeest
Komt Wodan hier misschien ook weer terug?
En ijlt hij langs de wolken, vliegensvlug
Gezeten op de rijrug van een paard
Met wilde baard, hoog boven Schagensbrug?
En zien we weer het Griekse godendom
Waarvoor gedanst werd door zo’n jonge blom
Met harpen en fluitist en trommelaar?
Kom daar vandaag de dag nog maar eens om!
Het godendom mag best een beetje meer
Zo’n ruim assortiment als van weleer
Al is er eentje dan weer eens niet blij
Die maakt vast weer stampij en gaat tekeer:
Jehova houdt niet van de concurrent
Zijn afkeer van de goden is fervent
Hij heeft maar één natuurtalent: woede
En zit op wraak te broeden op Zijn krent
Wales kent 24 standaard versvormen hebben jullie vorige keer geleerd, waarvan 12 variaties op de awdl, de ode, allemaal buitengewoon gecompliceerd door het voorschrift dat elke regel een vorm van cynghanedd moet bevatten.
Zoals gezegd moest Parrott er in zijn How to be well-versed in poetry niks van hebben, maar Lewis Turco, auteur van The book of forms (een van de belangrijkste bronnen van Versvormen van Drs. P) neemt ze ruimhartig op, maar vermeldt bij de eerste die je tegenkomt in zijn boek wel de Cynghanedd, met de mededeling dat, daar die onmogelijk toepasbaar is in het Engels, om praktische redenen hiervan beter afgezien kan worden door wie zich met deze vormen bezig wil houden en de meeste aandacht beter enkel besteed kan worden aan het rijmschema en de lettergrepigheid.
Dat doen we dan maar met bovenstaand resultaat.
Je ziet daar de meest gangbare awdl, de Hir a Thoddaid, die uit strofen van vier of zes regels bestaat.
Elke regel bevat tien lettergrepen (volgens Turco negen, behalve regel vijf die er tien heeft: bij hem moet elke strofe uit zes regels bestaan: eensgezindheid is niet te vinden in de voorschriften en wie gelijk heeft is zal ons in het hiernamaals duidelijk worden), geen bezwaar in het Keltisch dat een ritmische taal is, maar wat in onze taal tot dodelijke saaiheid leidt, zodat je er toch maar beter jamben van kunt maken.
De eerste regels van de strofe ( 2 of 4, volgens Turco dus alleen 4) zijn de hir en rijmen op elkaar: aa of aaaa.
.
De laatste twee regels heten de toddaid (wat, door de eigenaardigheden van het Welsh, thoddaid wordt als je het samenvoegt met hir).
In de eerste regel van de toddaid ( de voorlaatste regel dus) komt datzelfde rijm a voor in de zevende, achtste of negende lettergreep. Daarnaast rijmt het laatste woord van deze regel op een woord ergens midden in de laatste regel.
In feite krijg je met een tweeregelige hir de vorm van een Oosters kwatrijn met gekruist rijm in de laatste regels en kun je het in plaats van voor langere oden, waar het voor bedoeld is, ook voor korte puntige versjes gebruiken met iets meer uitdaging dan dat kwatrijn.
Ik zou zeggen; nu je je geen zorgen meer hoeft te maken over de cynghanedd kun je dit best eens proberen.