de jonge boom wil naar de zon gehuld in roze wolken
met jeugdige manmoedigheid gaat hij alleen voor goud
de armen wijd, de borst vooruit, die rol zal hij vertolken
hij haalt onachtzaam schouders op bij krassen in het hout
zijn eerste herfst komt onverwacht, de wind is angstaanjagend
maar kranig biedt hij storm het hoofd, hij is nog lang niet oud
een hondje piest, een tak breekt af, het leven blijft uitdagend
en dan opeens staat hij daar naakt, al rillend van de kou
de maanden zonder bladerdak, de donkerte verdragend
voorzichtig kijkt hij om zich heen, tuurt rond voor dag en dauw
een vroege sneeuwklok, dan een krokus, nieuwe knoppen komen
twee tortelduiven op een tak begroeten hem al gauw
hoewel het nog kan vriezen laten vlinders hem weer dromen
de bloesem roept de bijen, deze zomer draagt hij vrucht
zijn stam is breed, zijn wortels sterk, hij laat zijn sappen stromen
‘het leven volgt beslist seizoenen,’ roept hij opgelucht
waarna de kringen door de jaren in zijn kern belanden
hij weet dat spechten blijven bikken, dat je soms nog zucht
hij bladert door de jaren, gaat door veel gemoedstoestanden
dan staat hij fier en lacht breeduit, hij heeft het goud in handen

Copilot