Haar uiterlijk verdiende geen medaille
is veel te zacht gezegd, maar ze bezat
als troostprijs wel een hele slanke taille.
En innerlijke schoonheid dan? Geen spat!
Een loeder was ze, giftig, een harpij.
Toch kwam er ooit een vrijer op haar pad.
Een zomeravond op de Mookerhei
werd ze bevrucht, niet al te fijnbesnaard;
hij zag, hij overwon, hij kwam. En zij?
Ook zij vond het beslist de zonde waard;
zo’n lekker stuk, daar zag ze wel wat in.
Hij smaakte best. Dat zij nog heeft verklaard:
‘In ieder einde schuilt een nieuw begin’,
dat lijkt me onwaarschijnlijk, voor een spin.