De Weense ballade is anders dan de andere balladevormen. Het metrum is jambe in vierkwartsmaat op het tempo van een Parijde wals. De refreinregel bestaat uit twee jamben. De regels 1 en 3 bestaan uit 5 jamben met vrouwelijk rijm,, regels 5,6 en 8 vier jamben in mannelijk rijm. Regel 7 bestaat uit 4 jamben met vrouwelijk rijm.
Verder bestaat deze ballade slechts uit één strofe en een slotstrofe. Oorspronkelijk was de Weense ballade de Wiener Ballade, de versvorm waarin de dichter Alois Mückenspucker excelleerde.
Rijmschema
aRaRbbaR bR
De R is de refreinregel, let op die bestaat uit slechts twee jamben
Overige informatie
In deze ballade moet u met weinig woorden uw verhaal vertellen. Sla er voor de zekerheid het onderstaande standaardwerk eerst even op na.
Meer informatie
Zie 'Versvormen, leesbaar handboek', Drs. P, Uitgeverij de Stiel, Nijmegen 2000
Voorbeeld
Wiener Ballade
Der Verführer
Die Galge steht erstarrt im Mondesschimmer
O wehe mir!
Sie war so jung und hübsch, das Frauenzimmer
O wehe mir!
Genüsslich war zum Schluss die Jagd
Ich freute mich: Sie war noch Magd!
Der Richter fand es um so schlimmer
O wehe mir!
Die Schlampe hat mich angeklagt
O wehe mir!
Alois Mückenspucker