Eerder een rijm- dan een versvorm. Kenmerk: binnenrijm. In de (d)e(e)f rijmt de tweede regel in het midden op het eindwoord van de eerste regel. De derde regel rijmt in het midden op het eindwoord van de tweede enz. Aan het slot komt rondsluitend rijm.
In een ruilrijm ruilen de klinkers van een of meerdere rijmwoorden. Ruilrijm kan dus in andere versvormen worden toegepast.
Het macaronisch gedicht is geen echte versvorm maar eerder een soort gedicht. In een macaronisch gedicht worden twee of meer talen door elkaar gebruikt. Dit levert een humoristisch effect op.
Er is geen vast metrum of rijmschema voor het macaronisch vers. Er zijn macaronische sonnetten, macaronische limericks en nog veel andere vormen.
Het telescooprijm. De laatste beklemtoonde lettergreep van de regel groeit aan de achterkant telkens met één letter aan. Als de telescoop helemaal uitgeschoven is, wordt de telescoopklank nog een keer in een ander woord herhaald. Daarna schuift de telescoop weer langzaam in elkaar doordat er elke volgende regel steeds weer een letter afvalt. De laatste regel eindigt dus met dezelfde beklemtoonde lettergreep als de eerste. Rijk rijm is uit den boze. Noteer: aan de voorkant kan men het telescoopwoord naar hartenlust aanpassen.
De proteus is een gedicht met een vrije regellengte en enkel gepaard rijm. De belangrijkste eigenschap is dat elk eindwoord slechts een letter mag verschillen van het voorgaande.