
Wikimedia.Commons
Zijn rijk getatoeëerde Keltenbast
riep afkeer op, maar daaraan had hij lak.
Het bracht hem eindeloos meer lust dan last,
omdat zijn lichaam gretig werd betast
door lichtekooi en snol en slettenbak.
Rats! daar scheurt de bilnaad van mijn broek
Ik kan mij nu op straat niet meer vertonen
Eén kleine wind, een kuch, daar viel het doek
En ik moest naar een kledingzaak op zoek
Hachee; daar raak je mooi van in de bonen