pixabay
Zijn tijd is om: mijn vader ligt op sterven.
Ik heb alleen maar broers die zich misdroegen,
een goede kans dat hij ze gaat onterven.
De oudste, delinquent tot in zijn nerven,
dient zich weer bij justitie te vervoegen,
zijn stok is reeds te kort voor nóg meer kerven.
Aan nummer twee valt niets meer te bederven,
hij zit óf in bordelen óf in kroegen,
zijn leven ligt door eigen schuld in scherven.
Mijn derde broer fraudeert en gokt met verve,
nooit had hij zin in zweten en in zwoegen,
onvindbaar voor de fiscus blijft hij zwerven.
Zo ga ik straks een kapitaal verwerven,
ik zie het als een onverdeeld genoegen.