Zijn leven lang heeft hij zijn stek nog niet verlaten
De Lage Spoordijk is het hoogst wat hij ooit zag
Daar ligt zijn groentetuin, daar is ie elke dag
en teelt er spruitjes, Stiense bonen, soms tomaten
Maar onderwijl leest hij de grijsbestofte platen
Waarop geschreven staat waarheen de trein zich spoedt
Meestal naar Utrecht of Den Helder, nooit naar Groet
Soms het noordoosten in, naar godverlaten gaten.
En elke keer als weer een trein zijn oor doet razen
Dan rijdt hij mee, de wijde horizon voorbij
Vandaag bij ’t wieden van een bedje met wat prei
Was ’t de THALYS, die zijn blikveld deed verbazen
En ’s avonds, etend van wat eigen teelt radijs
Genoot ie napret van een mooie dag Parijs