Zal ik u meten aan een dodenmasker? Niet mijn idee, maar van de wetenschap. Ze kleien graag met rottend alabaster, Die lui zijn dol op een genadeklap.
Het is dan ook beslist geen fraai gezicht, U bent toch hoop ik niet op wie u lijkt. Ik zie u liever als in dat gedicht Waarin u ijdel in de spiegel kijkt.
Sonnetje achttien. Dat bent u, niet waar? U had gelijk, het wordt nog steeds gelezen. Men roept maar wat, dat u met allegaar - Behalve Anne dan - heeft liggen kezen.
Uw beeltenis is nu voorgoed verkloot, Ik zag u liever in de Playgirl, bloot.