moestuin2
Foto: Flickr
 
Oh Amstelhof
Ik tuit mijn lof
over die hof van heden
Die vreugde teelt
uit menseneelt
en kromgebogen leden
 
De koude stokt
de lente lokt
de holen uitgekropen!
De tuinder waait
de tuinder zaait
z’n hoofd en handen open
 
De zomer bol
de manden vol
met groente en met vruchten
Het zweet zingt luid
het lichaam uit
in wolkenloze luchten
 
De herfst begint
zie ze in wind
en weer de stelen rapen
De aarde geeft
al wat ie heeft
om daarna te gaan slapen
 
De winter leit
het zwart tapijt
onder een witte deken
De tuinder wacht
tot alle pracht
weer open zal gaan breken
 
Zo draait ie rond
Van grond naar mond
De cirkel van het leven
De zaaier bot
zijn eigen god
het zaad tot vrucht verheven
 
Dus zing de lof
van Amstelhof
waar mensen met hun handen
met harteklop
en riek en schop
de hemel laten landen
 

Een ode aan de moestuin 'Amstelhof' in Amsterdam-Watergraafsmeer 
Opgedragen aan alle moestuinen en moestuiniers in Nederland
Dit gedicht werd genomineerd voor de Duurzaam Dichten Poëzieprijs
 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Vroeger

DICHTER
 
De laan waarin we woonden
had geen eind en geen begin,
en alles wat bestond lag daar
voor altijd tussenin.
 
We kenden elke tegel, alle bomen,
begroeven schatten in de grond.
In eenendertig stappen bij elkaar,
ons zakmes sloot een bloedverbond.
 
Kunnen we nog eens teruggaan,
al is het voor één dag?
Buiten spelen, of met de racebaan,
dat groot zijn eventjes vergeten.
 
En dan blijven voor het eten,
als het van je moeder mag.