Hij was een nijver mens en was het liefste buiten
Hij had een groenteveld gelegen aan de plas
Hij teelde groene kool en witte kool en spruiten
En teelde ijsbergsla en meer van dat gewas
Maar laatst keek hij eens neer op zijn beplante perken
En dacht; het is niet goed, zo moet het niet meer gaan
Ik sta hier jarenlang aan rugkwalen te werken
Er komen, is mijn plan, hier vruchtbomen te staan
Hij ruimde al het groen en plantte pruimenbomen
En schoffelde de grond en hield zijn boomgaard nat
Hij wachtte op de oogst die er zat aan te komen
Hij had niet veel geduld en werd het wachten zat
Hij dacht ik heb gezien dat alles hier gedijt
Ik ga een eindje om. Tot in de pruimentijd