Mijn god, mijn god, wat voel ik mij verlaten
Ik weet hier heg noch steg, waar moet ik heen?
Die hele Via loop ik zielsalleen
En niemand om wat Aramees te praten

Hoezeer ik vraag – wie wil mij begeleiden
De lange weg van hof naar Golgotha –
Met vloekt mij uit en wijst mij lachend na
Een paria, een christenhond, een heiden

Wie helpt mij om het zware kruis te dragen
Noch Simon noch Veronica staan klaar
Wel marktlui in een schreeuwende bazaar
Die voor hun diensten zilverlingen vragen

Wat ik ook vraag; er wordt luidkeels gezwegen
Het wordt weer tijd het tempelplein te vegen

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Frits en Kee (Moderne ballade)

Piet Paaltjens
 
Zij heette Kee. Hij schreef zich Frits.
Zij zag wat scheel. Hij liep mank.
Een englenpaar. Maar zij erg bits,
En hij verschriklijk aan de drank.
 
Zo woonden ze in een lekke schuit,
Als twee marmotjes in hun hol.
Geregeld schold zij hem de huid
En dronk hij zich met bitter vol.
 
De tijd vliegt snel, vooral wanneer
De liefde 's levens zuur verzoet.
Hun koopren bruiloft kwam dus, eer
Het minnend paar het had vermoed.
 
In zijn verrassing leegde hij
Reeds 's morgens vroeg zijn tweede fles;
En van weeromstuit raasde zij
In ééns wel voor een week of zes.
 
Doch ziet! - Terwijl de teedre bruid
Haar eedle bruidegom en heer
Nog streelde, zonk opeens de schuit
Tot op de boom der stadsgracht neer.
 
Het water stroomde 't roefje in
En vulde in nog geen ommezien
Frits' lege fles, zijn gemalin
En ook hemzelve bovendien.
 
Toen taald' hij naar geen drinken meer,
En Keetje hield voorgoed de mond.
Dat was voor de allereerste keer
In hun gelukkig echtverbond.
 
Piet Paaltjens (Francois Haverschmidt)
14.2.1835 – 19.1.1894
Uit:  Nagelaten snikken,  De Arbeiderspers 1961