pdfmania.com
Eventus docebit (L) De afloop zal het leren (Livius)
Lezingstoelage
Een thema kiezen
Neem handen klei
In vereeuwiging
Gevoelsetalage
Ergens zin in heb ?
Beeld en montage
Evidente rommel
Laat nu maar solo
Onder in gronden
Navenant gevlei
In modeste lagen
Natuur en weging
Geloken in rijm !
AGILIS PRAEMIUM
Uit de diepte
I. LEZINGSTOELAGE
Laverend door mijn leven van gezoek –
Een toer van meest bestendige migraine
Zo welbeschouwd mijn
condition humaine:
Ik poets mijn ogen met een glazen doek
Nochtans: het pikken van die kuifkoekoek –
Geduldige belijdenis
sans gêne
Sequenties van een zeer bekende scène
Terloops de vrees: mijn ingebeelde
look
Onzeker van mijn eigen zijn en wezen
En meer nog: van mijn innerlijkst gevoel
Loop ik wat wankel door mijn crypto-zalen
Allengs ontstaat een vaag besef in dezen
Gevat in aanleg en het lege doel
Er lijkt wellicht voor mij nog wat te halen
II. EEN THEMA KIEZEN
Er lijkt wellicht voor mij nog wat te halen:
Een veldtocht langs mijn diepere bestaan
Naargeestig toch zo'n onbestemde waan
Temeer de grote, verre idealen
Het wanbegrip beweegt in tijdspiralen
Een luchtig, vluchtig, soort van...
feeligraan – ?
Maar wat als, gaandeweg, ik langzaamaan
Aandachtig dan de kijkhoek op ga schalen ?
Krampachtig eerst het juist fijnzinnig tunen
In wat mijn zintuig ijverig beoogt
Een zintuig zonder naam en vele kwalen
Ziehier een fluisteraar op loden schoenen
Een lomperd; en: met al die
shit gepoogd
Niet echt verwacht het vrij voortdurend malen
III. NEEM HANDEN KLEI
Niet echt verwacht het vrij voortdurend malen
En ondanks ook het vals gezongen lied
(En sinds ik ware zang in kleur geniet)
Mijn melodie 'hoor' zoekend langs kanalen
Het kon niet anders of ik moest verdwalen
Al moet gezegd, het leek een wingebied
Naar wat zich voordeed als een brok graniet
Doorleefd, maar met de zwakste soort signalen
Een moedig volgehouden zoeken kon volstaan
Niet goed beseffend waar dit toe kon leiden
Kocht ik een bosje bloemen voor 't bezoek
Liep kansloos mis de rit op deze baan
En moest begrijpen waar mij aan te wijden:
In frasen lijden schept een band, een boek
IV. IN VEREEUWIGING
In frasen lijden schept een band, een boek:
Neem wat mijn Ego mij heeft aangemeten –
Verwijtend klinken schorre vechterskreten
Een vleugel valt: een frêle vale roek
Rumoerig bij de ruzie om een koek
Een doemprofeet ? Een boodschap mij geheten ?
Een tijding die zich niet mij laat vergeten:
Uit wanhoop doe ik haar een steunverzoek
Wie dit niet snapt – ik snap het evenmin
Is wat ik langzaam leerde te vermoeden
Geen snelle schicht te zien als bij een snoek
Ik weet alleen: een schone schikgodin
Neemt mijn verzoek op (mij voortaan te hoeden)
Gezien ook deze afslag om de hoek
V. GEVOELSETALAGE
Gezien ook deze afslag om de hoek:
En zomaar plots in hoogst verliefde wolken
Verdwenen leek mijn schuwe tred op dolken –
O God ! Ik schijt de knallers in mijn broek !
En wadend door een akelige moek
Leer ik van zeeën en hun druistig kolken
Staar onbegrepen, niemand om te tolken
En ben ik écht zo'n
very troubled crook ?
Te laat begreep ik van haar tere mijden
Armzalig ook, mijn dwang haar steels te zien
Liefst opgehangen aan lantaarnpalen
Althans: ze wenste mij een mild verscheiden
Geen drama
please – maar nu, na veel gegrien
Ervaar ik hier opnieuw een heftig dralen
VI. ERGENS ZIN IN HEB ?
Ervaar ik hier opnieuw een heftig dralen:
Roteer mijn rad, misschien met wat geluk
Genieten van een zomer zonder druk
En niet bevraagd door strenge tribunalen
Naar wat zich uitwees: lessen in moralen
Selecte boeken lezen in éen ruk
Zo trachtte ik oprecht, wat stuk voor stuk
In mij (in kennis wijzer) in moest dalen
Na nog meer arrogantie ondergraven
– Ik moest warempel nou eens eerlijk zijn ! –
Nochtans die 'partiële integralen'...:
Het is alsof je ziet, maar niet kunt staven
En zo wéer wegzakt in een oud venijn
Bevreesd als ik nog altijd ben te falen
VII. BEELD EN MONTAGE
Bevreesd als ik nog altijd ben te falen
En bijna automatisch hellend viel
En daarbij zocht een klare, strakke
deal
Loop ik nabij de Redder op sandalen
"Daal in je ziel af en je gaat er stralen !"
Eerst lijkt het nog een eitje, niet futiel
Nog steeds die arrogantie, hoe subtiel
Met ook nog eens mijn al te trotse pralen
O God, o God, bekeerd was ik – of niet ?
Nou ja, die hemelzucht uit beide ogen:
Te vaak sta ik te turen als een
gook
Alras een fanatieke jezuïet
Gelaten vindt waarom ik ongelogen
En zwaar gebukt ga onder weer een vloek
VIII. EVIDENTE ROMMEL
En zwaar gebukt ga onder weer een vloek:
Vast in mijn kop indachtig al het wetten
Intriestig in wat nou nog te verzetten
Drenst continu 'klop-klop' gelijk getjoek
Een wensdroom kringelt:
let me off the hook !
Naar wat u raadt wellicht, de sigaretten
Tezamen met het bakkies koffie zetten
En vette prak... zijn wederom een vloek
Robuust zij aangewezen:
rijk het rijm !
Oooh, mág ik éven uit de orde springen ?
Mijn afkeurmotie jegens dit beleid
Maakt duidelijk waarom ik dit doorvlijm
En dus: voornemens niet méer af te dingen
Laat mij maar zachtjes weggaan in de tijd
IX. LAAT NU MAAR SOLO
Laat mij maar zachtjes weggaan in de tijd...
Aandachtig lees ik brieven, mails geschreven
Aan al die mooie vrouwen, mij gegeven
Te veel haast soms, en nu voor altijd kwijt
Nou zou je denken: heeft hij dan geen spijt ?
Ultiem beschouwd ? Het is mij om het even
Mijzelf onthecht zijn is Het Ware Streven
Alzo ben ik op 'alles' voorbereid
Al klinkt dit ergens best wel overdreven
Raakt kant noch wal ? Dat valt nog te bezien
Somtijds beweeg ik tussen hoop en vrezen
Of word ik, wee, bevangen door een beven
Latente warmte zogezegd (misschien)
Om dan Zijn werk daarna pas diep te lezen
X. ONDER IN GRONDEN
Om dan Zijn werk daarna pas diep te lezen:
Natuur en ruimte tonen ons gewis
Dat niets beklijft, en niets voor altijd is
En wie zijn wij dan, uit zulks niets gerezen ?
Ruimhartig dagen kan er haast niet wezen
In se een
de profundis gaat vaak mis:
Net als een denker aan de kennisdis
Gewoon gelijk de filosofen pezen
Riskant, jawel, en Kant: dát is mijn held !
Ontiegelijk Zuiver was hij in de Rede
Natuurlijk en getrouw als een gevest
Diens rationele grond als baken geldt
En staat voor gisse theorieën smeden
Noem welk gewicht het waard is – geen protest
XI. NAVENANT GEVLEI
Noem welk gewicht het waard is – geen protest:
Aanschouwelijk mijn serieuze woorden
Verstopt hierin de nooit ontspannen koorden
Een knelling om het hart, zowat funest
Nihil de bedding van de eigen
quest
Alsook dat ik behoor tot de gestoorden
Niets schrijnender dan heel mijn roze Noorden
Te schraal voor autobio op zijn best
Gedreven door een zucht naar wat respect
En hoe ik ook probeer dit na te laten
Vermoeid mijn tamme aarzeling verbijt:
– Laat los, laat gaan, ons hechtingsdialect ! –
En weet: het zal me voortaan niets meer baten
Ik zweef straks 'stijlvol' in weemoedigheid
XII. IN MODESTE LAGEN
Ik zweef straks stijlvol in weemoedigheid
Na eerst mijn beide ouders te vergeven
Moet
ik ook zélfs mijn vader zo ver geven ?
Op zich zou er geen enkel onderscheid –
Dat hij me stijf in stukken sloeg is feit !!!
En nooit, en nooit een piezeltje gereven
Schandalig hoe ik zowat afgeschreven
Te vaak in onderschikking werd geheid
Een pijn die ik nog immer moet bestrijden
Lamlendig dan hoe ik mijn jonge zoon
Armoedig onbeheerst éen keer liet vrezen –
Gaf hem een ferme tik; gezeur vermijden
En zélf een schoft bleek (hoor ! – mijn vader's hoon !)
Naar mijn beleving 'weet' ik me herrezen ?!
XIII. NATUUR EN WEGING
Naar mijn beleving weet ik me herrezen:
(Al was ik niet op zijn begrafenis:
Te boos en woest ! – van alles was er mis)
Uitputtend kwam de weg van zelfgenezen
Uitzonderlijk voor mij: de drukke mezen
Raak soms geroerd door hun gekissebis
Een beetje losser uit mijn duisternis
Neem ik dit dankbaar mee... mij toegewezen ?
Waaróm moest het zo zijn, ik weet het niet
En zal wellicht dit nooit eens kunnen vatten
Gebutst alom, rustiek in dit gewest:
In Groningen vond ik mijn heelgebied
Na zoveel woorden dan (mijn kleine schatten)
Gevoel, mijn schepping waardig, groots getest
XIV. GELOKEN IN RIJM !
Gevoel, mijn schepping waardig, groots getest:
Er is nog zoveel méer hier te vertellen
Laat onverlet: een schuchter, zinloos wellen
(Onthutst) en daaraan heb ik zó de pest
Kieskeurig denk ik wat mij thans nog rest:
Een regel uit een palimpsest te pellen
Naar wat zich fraai in het Latijn laat spellen –
Ik prevel zacht:
Alea iacta est... (*)
Nog immer stamel ik, wel wat verdwaasd
Rivieren-murmels die mijn weerstand frezen:
Het licht gestreken op een fluisterdoek
Je zou haast denken: wáarom zo verbaasd ?
Mijn vingers... stuk, gezwollen en verwezen:
! Laverend door mijn leven van gezoek –
XV. AGILIS PRAEMIUM
Laverend door mijn leven van gezoek –
Er lijkt wellicht voor mij nog wat te halen
Niet echt verwacht het
vrij voortdurend malen:
In frasen lijden schept een band, een boek
Gezien ook deze afslag om de hoek
Ervaar ik hier opnieuw een heftig dralen
Bevreesd als ik nog altijd ben te falen
En zwaar gebukt ga onder weer een vloek
Laat mij maar zachtjes weggaan in de tijd
Om dan Zijn werk daarna pas diep te lezen
Noem welk gewicht het waard is – geen protest
Ik zweef straks stijlvol in weemoedigheid
Naar mijn beleving weet ik me herrezen
Gevoel, mijn Schepping waardig, groots getest
(*) (L) de teerling is geworpen - Caesar toen hij de Rubicon overstak.
(sonnettenkrans)
Wijziging(en)
Titel: Agilis Praemium => Uit de diepte