|
Welkom,
Gasten
|
|
een blauwe maandag was ik zanger van een grootse band
we waren aan de Schelde waar we uren mochten spelen daar stond ik fier als frontman van de Band die niemand kent we hadden druk geoefend en we zouden harten stelen maar in een show vol branie keek ik tegen ruggen aan het deed ons verder weinig want ze waren niet met velen bij ‘Twèfel en de spèt’ zag ik de eerste mensen gaan waarna een stel bij ‘Binne bùitûh’ stilletjes ging mokken ik wist, de Band die niemand kent, wordt onrecht aangedaan ‘Ut âhwe strandhùis’ maakte dat een jongen wilde knokken bij ‘Al ut liefs ùit Londe’ keek een clubje gasten suf die ‘Hardâh, dan ik hebbe ken’ met stille trom vertrokken de show was ongekend, alleen de zaal had niet veel puf ze konden hier geen Haags waarderen, zelfs geen Haagse Bløf |
|
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|