Ik heb mij laatst bij Hang Kok Nin bevonden
Het eten was een soort van allerlei
Met smaken die ik nimmer zou doorgronden
En gure geuren kwamen naderbij
Het eten zag eruit als was’t eencellig
En wat het verder was bevreemdde mij
Het leek me zeer, maar dat niet al te stellig,
Op afval uit de meubeldraaierij
Men zei me dat ik mijn kritiek herhaalde
“ Ik hield niet van zijn soep, ook niet gebonden,”
Iets waar Hang Nin natuurlijk niet om maalde
Maar van die soep werd ik niet opgewonden
Men roemt het eten in de zaak van Hang Kok Nin
Mij viel ‘t niet mee, zei ik al in ‘t begin
Dit is een bout-rimé (gedicht met dezelfde rijmwoorden) op dit gedicht van Ditmar Bakker: