Het huis is verlaten, verloederd, verloren Maar daar waar gewoond werd, bemind en geleefd Waar ooit iemand stierf en een kind werd geboren Daar vindt men slechts troep dat de bouwval omgeeft
Het dak is verrot en biedt zicht op de sterren De dakspanten steken zich doelloos omhoog Het onkruid (manshoog ) doet de toegang versperren De kelder staat blank nog geen rat blijft er droog
De Delftsblauwe wandtegels boven de haard Die zijn bij het slopen helaas niet gespaard