Zijn huis staat vol met oude apparaten
die niet meer doen wat men ooit van ze vroeg.
Hij plaatst ze in de schaarse vrije gaten
en zegt: “Wees welkom hier, er is plek genoeg.”
Zijn pronkstuk is een racefiets zonder trappers.
Hij heeft zo met het arme ding te doen.
Zijn onvolmaaktheid geeft de fiets iets dappers,
iets van een paralympisch kampioen.
Soms droomt hij dat hij op de fiets gaat rijden.
De wind is mee, dus gaan ze lekker snel.
Het weer is mooi en zij genieten beiden.
Hij kan alleen maar denken: Zie je wel!
Dit gedicht is tweede geworden in de Willem Wilmink gedichtenwedstrijd