Door Godsgeloof en onderdanigheid Was Kniertje tot het allerergst bereid Wie geeft haar laatste kind nou aan de zee Zelf had ze geen benul van klassenstrijd
Ze douwde hem nog zilver in z’n oren Maar Barend wilde van geen zeereis horen Hij wou niet met de Hoop van Zegen mee De bangerd had zijn leven al verloren
De storm sloeg half de haven naar de donder Het dorp bad stil en hoopte op een wonder Een lijk spoelt aan: de vis wordt duur betaald De Hoop van Zegen werd tot wrakke vlonder
De reder die zijn centen zat te tellen Werd mens door met de waterschout te bellen De vissersvloot ging naar de ratsmodee Daar had het dorp nog heel wat mee te stellen
Wie geeft haar laatste kind nou aan de zee Hij wou niet met de Hoop van Zegen mee Een lijk spoelt aan: de vis wordt duur betaald De vissersvloot ging naar de ratsmodee