Na al dat heerlijks op het wit damast
Heb ik niet meer het lijf van een gymnast
't Heelal dijt uit als ik mijn buik betast
Hoe lang blijft nu mijn vers nog wel vormvast?
Weest, manen, sterrenstelsels, niet verrast
Nu men u bruut en onverhoeds verkast.
‘t Is Arjan maar, die in zijn blote bast
Ontdekt heeft dat zijn broek niet langer past.
Wanneer op deuren duwen staat geschreven Doe ik het tegendeel en trek toch even. Al weet ik dat geen deur dan opengaat, Ik wil mijn onvermogen zelf beleven.
Uit: Onverwoestbaar mooi – 2003
Onverwoestbaar mooi
Hij die zijn laatste regel had geschreven kwam bij de grote poort en trok nog even – best wetend dat ie zelf wel opengaat – die onmacht wou hij tot het laatst beleven.