de arme boer, hij ploegde eenzaam voort
zijn zaad liet slechts verstilde akkers bloeien
de liefde was alleen besteed aan koeien
die zeiden ‘boe’, doch nooit een innig woord
door geiten werd hij vaak geringeloord
geen nageslacht zou op zijn erf volgroeien
hij kon het zware celibaat verfoeien
de trage trekker leek in veen ontspoord
maar zie, er meldde zich een kudde schonen
die hunkerend zijn stoere stee bezocht
en om de gunsten van de zaaier vocht
gedreven door onrustige hormonen
de boer begon een ware zegetocht
de oogstmaand zou hem rijkelijk belonen