De laan der lanen parelt zoute tranen
De bomen huilen zacht op het Voorhout
Couperus is in droef gepeins verzonken
Flaneur heeft net zijn glimlach afgezet
De Scheveningse zee smaakt ietsje zilter
Het Binnenhof is in zichzelf gekeerd
De ooievaars – pardon: de reigers zwijgen
En Haagse Harry vloekt wat binnensmonds
Een stad die rouwt om een verloren dichter
Sonnetten voelen zich een beetje wees
Er is een pen voor eeuwig neergelegd
Natuurlijk zal er veel hetzelfde blijven
Maar nu de dichter Daan er niet meer is
Lijkt alles in Den Haag zo ongerijmd