Hendrikje dichtte:
De stadsboom hangt dit jaar vol serafijnen,
hun vleugels delicaat als Brugse kant.
Het kerstboomlichtjesschijnsel toont de lijnen
van rood satijnen robes, goudomrand.
Met opzet koos men niet voor cherubijnen,
want die zijn een recept voor trammelant.
Hun blanke blote kinderlijfjes schrijnen;
die vindt men heden ronduit degoutant.
Uitgaande van je vraag om verbeterpunten, kom ik tot de volgende opmerkingen:
Regel 1: Uitgaande van drie betekenisvolle heffingen, zou in jouw regel 'dit' eigenlijk beklemtoond moeten zijn. En verder: 'hangt' en 'jaar' zou je volgens mij half beklemtoond moeten noemen.
Regel 2: 'Brugse' heeft een duidelijke klemtoon en valt daarmee uit de (klem)toon in de paeon secundus.
Regel 3 en 4: 'Kerstboomlichtjesschijnsel' vind ik heel mooi gevonden. Met twee heffingen klinkt dit woord m.i. fraaier dan met de drie die het jambisch zou hebben.
'Rood satijnen' en 'goudomrand': de combinatie van kleuren leidt tot klemtonen op 'rood' en 'goud'. Bij 'rood' is dat natuurlijk prima, bij 'goud' niet. Bovendien is het minstens verdedigbaar om te stellen dat 'tij' in 'satijnen' een secundaire heffing heeft.
Regel 5 en 6: goed geslaagd. Sceptici zullen zeggen dat 'koos', 'che' en 'tram' ook enige nadruk hebben, maar hetzelfde kun je beweren als dit jambische regels zouden zijn: deze lettergrepen hebben m.i. weer te weinig nadruk om van echte jamben te kunnen spreken.
Regel 7 en 8: 'blote' en 'heden' hebben naar mijn idee teveel klemtoon om van paeon secundus te kunnen spreken.
Mijn ervaring met de paeon secundus leert dat
1. je het metrum goed in je hoofd moet hebben (net zoals bij de de dactylus van het ob);
2. er hogere eisen aan je woordkeus gesteld worden. Jambisch dichten is uiteraard makkelijker, maar zelf vind ik de paeon secundus een mooie uitdaging, zeker als het lukt om er een te maken die echt lekker 'loopt'.
Misschien is het te vergelijken met de kruiswoordpuzzelaar die af en toe een cryptogram probeert op te lossen ...
Hartelijke groet,
Wim