Beste dichters,
Met veel plezier heb ik het sonnet zien ontstaan, ik heb veel respect voor jullie creativiteit.
De eerste bijdrage van Judy liet me meteen hardop lachen; haar veertien vleestomaten waren een mooie vondst.
Nando bracht de actualiteit in door de hoofdpersoon een snor te geven.
Jaap ging, voor mij wat onverwacht, in op andere kwaliteiten van de hoofdpersoon.
Manuels eerste bijdrage liet me mij afvragen of je wel vergeefs kunt ontsnappen. Zijn ‘dubieus allooi’ vond ik heel mooi.
Hendrikje gaat nadrukkelijk in op het verleden, hoe de hoofdpersoon van jager tot prooi werd.
Bovendien brengt Hendrikje in haar tweede bijdrage de toekomst in, wat een mooi afgerond geheel oplevert.
Jaap draait het perspectief aan het slot naar het slachtoffer, en weet ook de veelbesproken kaars nog te verwerken.
Judy heeft een interessant rijmwoord: snorrewietsie. Ik kende dat woord niet en heb gegoogeld; een snorrewiets is een snordrager, ik vraag me af of dit woord, hoe inventief gevonden ook, hier correct gebruikt is.
Manuel benoemt de eenzaamheid van de hoofdpersoon, Zijn bijdrage zal het best tot zijn recht komen wanneer het sonnet voorgedragen wordt en de toehoorder niet weet of er een spatie tussen ‘leuter’ en ‘praten’ staat.
Nando ten slotte tekent mooi de gevolgen voor de slachtoffers van de hoofdpersoon.
Nu moet ik dus een ‘winnaar’ kiezen... Het hardst gelachen heb ik om Judy’s veertien vleestomaten, maar ik geef het stokje door aan Jaap, vooral om hoe hij de kaarsen erbij wist te halen.
Gefeliciteerd, Jaap, aan jou de eer om nummer XXIX te verzorgen.