Oh Amstelhof Ik tuit mijn lof over die hof van heden Die vreugde teelt uit menseneelt en kromgebogen leden
De koude stokt de lente lokt de holen uitgekropen! De tuinder waait de tuinder zaait z’n hoofd en handen open
De zomer bol de manden vol met groente en met vruchten Het zweet zingt luid het lichaam uit in wolkenloze luchten
De herfst begint zie ze in wind en weer de stelen rapen De aarde geeft al wat ie heeft om daarna te gaan slapen
De winter leit het zwart tapijt onder een witte deken De tuinder wacht tot alle pracht weer open zal gaan breken
Zo draait ie rond Van grond naar mond De cirkel van het leven De zaaier bot zijn eigen god het zaad tot vrucht verheven
Dus zing de lof van Amstelhof waar mensen met hun handen met harteklop en riek en schop de hemel laten landen
Een ode aan de moestuin 'Amstelhof' in Amsterdam-Watergraafsmeer Opgedragen aan alle moestuinen en moestuiniers in Nederland Dit gedicht werd genomineerd voor de Duurzaam Dichten Poëzieprijs