Een wandelende tak uit Nice
vindt transpireren nogal vies.
Hij ligt het liefste in zijn nest.
Beweging mijdt hij als de pest,
omdat je daar zo vuil van wordt;
hij is bepaald geen tak van sport.
Er was geen plaats voor ons want vol is vol De mestgeur in de stal was niet te harden De ezel trok het rolgordijn aan flarden Een vale os rook loeiend aan zijn hol
We kregen ook nog onverwacht bezoek Van herders en figuren uit het Oosten Ze zopen heel de vodkavoorraad op
Het dom gedrocht beviel met veel gevloek Ik wilde met haar op de kleine proosten En kreeg een stuk placenta naar mijn kop
Ik was het zat en gaf die trol een hoek En was intussen een der moedeloosten In heel dat rotgehucht. Ik zocht een strop