Ik vind mijn tante ronduit zo’n gevaar
Dat ik het mens van lieverlee vervloek
Want zij verwaarloost mijn belang in haar
Als ik haar straks vol valse hoop bezoek
Leg ik bananeschillen op haar pad
Of stop een gifspin in haar onderbroek
Ik hou haar kopje onder in het bad
En laat haar kletsnat in de vrieskou staan
Of maak haar tegelvloer met reuzel glad
Ze drinkt per dag een fles of drie jenever
En ziet zo geel als zwom ze in saffraan
Ze trekt zich van mijn erfenis niets aan:
Toevallig is dat wel haar donorlever