Mi lanct na di, en naar je ledematen,
sinds jij, Marie, mijn sponde hebt verlaten
en hokt met Hans. Een groter stuk verdriet
bestaat er, schat, van hier tot Peking niet.
Ik denk de lietzjemo maar door te zagen
nu jij waarschijnlijk nooit meer op komt dagen.
De tafel ook maar; onze tweezitsbank
en, netjes middendoor, de boekenplank.
Nu jij de mooie benen hebt genomen
hoeft nauwelijks de badkraan meer te stromen:
ik was van dag tot dag me schoon van vuil
met alle tranen die ik om je huil