>
Ik zag u ook aan 't raam in die coupe,
Die rare blik waarmee u naar me keek.
Ik dacht meteen: wat moet hij?en o jee!
En raakte er behoorlijk van van streek.
Gelukkig, dacht ik, zit hij in een trein
Die met een vaart de and're kant uit gaat.
Stel voor dat ik een wandelaar zou zijn
En hem hier ergens tegenkwam op straat.
U noemt mijn ogen wonderdiep en klaar
En zegt dat ik zoals een engel ben,
Maar raakt daarmee bij mij bepaald geen snaar
Omdat ik mannen als u heus wel ken.
De vragen die u stelt vertrouw ik niet
Want had ik wel het rijtuig opgerukt
Dan was geen spoorwegramp gebeurd, hè Piet,
Maar had u wel zich op mij vastgedrukt.
Vervolg uw pad gerust met fletse lach
Maar zeur daarover niet in zo'n gedicht!
Een somberman als u die praat van 'Ach'
Daar zou ik, Rika, nooit voor zijn gezwicht.