Er ligt een gedicht op de bovenste plank
Te hoog en nog niet voor het grijpen
Het hoort echt te kloppen qua metrum en klank
En moet dus nog eventjes rijpen

Het loopt hier en daar nog wat kreupel of mank
De dichter probeert het te slijpen
Opdat het niet klinkt zoals kattengejank
Wanneer ze die nachtelijk knijpen

De volgende dag is het eindelijk klaar
En dan mag de lezer het lezen
Al blijkt het qua inhoud niet moeilijk of zwaar
Het mag er wel degelijk wezen

Hoe light het ook is het zit knap in elkaar
Terecht wordt de maker geprezen



(Uit de nieuwe bundel Terwijl de tijd )


Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

De Schrikkelspork

Kijk, daar komt de Schrikkelspork.
(Achterneefje van de Uffel,
weggemoffeld bastaardbroertje
van de welbekende Knork.)
 
Veertienhonderdzestig dagen
hoefde je hem niks te vragen,
veertienhonderdzestig nachten
sliep hij diep, zonder gedachten.
 
Doch welingelichte kringen
melden dat de Haas gaat springen,
dus ontwaakt de Schrikkelspork
met een kriegelige snork.
 
(Liever was hij blijven knorren,
want hij sukkelt zo met jicht
en het jeukt weer schrikkelbarend
in zijn ene tijdsgewricht.)
 
Oei, hij hinkelt en hij hompelt
op zijn manke achterbeen;
kijk toch hoe hij aldoor struikelt
over zijn reserveteen...
 
Snapt hij wat er aan de hand is?
Is hij nog op tijd erbij?
Horen we de Haas al hijgen?
Strakke eindspurt – Ja! Buut vrij!
 
Joechei! jubelt de Uffel,
geëchood door de Knork.
Die hebben we weer binnen
door ónze Schrikkelspork!
 
Maar hijzelf duikt in zijn duffel,
toffelt zwijgend naar zijn hol.
Eer de Maartse Haas geland is
koffert hij zijn knikkebol.