Vol zomer. Zwervend zoekt ze de natuur. Geniet volop van bomen, struiken, grassen en ademt zoete geuren van gewassen, ervaart al wat ze ziet als goed en puur. Ze laat zich door een haastig hert verrassen, de tijd verliest betekenis en duur. Ze loopt genietend alsmaar uur na uur; ze stopt, ze hurkt en gaat dan zitten plassen. De paardenbloem eronder kijkt omhoog recht in de zonbeschenen waterboog van klaterende en zachtwarme stromen. Hij houdt zijn stralend gele hoofd niet droog en stort zich (dat hoeft verder geen betoog) in mooie en behoorlijk natte dromen. |
|