Dōgen (1200-1253)

 

 

Koan

 

'Een spiegel spiegelt alles wat hij ziet

Je raadt al waar de koan over gaat:

Een spiegel, spiegelt die zich in een spiegel?'

 

Kom op; je zoekt toch de verlichte staat?

Een antwoord graag; hou op met dat gepriegel

Dit is zazen, dus zit eens netjes stil

 

Het duurt wel lang - ik word een beetje kriegel

'Misschien?' Dat is niet wat ik horen wil

Ik merk het al, je weet het antwoord niet

 

Reik mij mijn stok, dan krijg je je pak slaag

Dan is het wel weer welletjes vandaag'

 

 

Dögen was de stichter van de Soto-zen, die geen plotselinge verlichting zocht, maar het geleidelijke pad via zazen (meditatieve zithoudingen) en koans (onoplosbare vragen om te leren dieper inzicht te krijgen: soms krijgt de leerling bij elk antwoord een afranseling, zelfs met stokken.

Beroemd is de koan 'Wat is het geluid van één klappende hand?

Een monnik vroeg aan Tung-Shan: 'Wat is de Boeddha?' waarop die antwoordde: 'Drie pond hennep.' Kijk; die jongen begreep het).

De koan ondergraaft de gewone manier van kijken en maakt zo de weg vrij voor het werkelijke bewustzijn volgens Rinzai-zen; maar volgens Dōgen wordt de werkelijkheid van wat dan ook bevestigd noch ontkend: het boeddhabewustzijn is niet het echte dat een andere als vals ontmaskert, maar het besef dat beide voorbijgaand zijn.

Dōgen combineerde innerlijke waakzaamheid met een constante aandacht voor wereldse zaken: hij verkondigde niet de leegte, maar de volheid.

Een leek kan de noodzaak van de meditatie niet ontkennen, een monnik kan de wereld niet ontkennen.


Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

De poeët

Schept uit een wolk een sok
van God. Hij ziet de zon
als grote ploert, de maan als stuk
meloen en tijd als zee van zand
waarin hij zelf ontregeld strandt.

De dichter is ook wel een koe
loeiend van gezwollen vragen,
grazend in gevoelig gras
maar in zijn hart wou hij nog steeds
dat hij twee hondjes was.

Talend naar clichés in spe
speelt hij zoetjes in zijn eigen
hutje of hermetische paleis.
Zijn rede geeft de zekerheid
te schrijven voor de eeuwigheid.

In die staat van veel genade
legt hij daags een inktvers vers,
soms ongerijmd, soms rijm erin.
En zo vermaakt hij zich en ons
en spelt gewoon zijn eigen zin –