Ik ben euforisch en extatisch blij
Terwijl ik mij luid jubelend castreer
Ik doe dit met een weldoordachte reden

Ik offer voor de Heer mijn jongeheer
Omdat Hij aan Zijn kruis zo heeft geleden
Dus leef ik voortaan zedig, vroom en kuis

En wijd ik mij uitsluitend aan gebeden
Castraat te zijn, dat is niet echt een kruis
En daar komt nog een extra voordeel bij:

Zo zingt het ganse heidendom alom
Een toontje lager dan het christendom!


Romeinse Rijk, begin van de jaartelling.
Kuisheid staat hoog in het vaandel van het verse christendom. Helemaal de apostel Paulus vergeten, die zei dat je beter kon trouwen dan branden van geilheid.
In de Openbaring van Johannes wemelt het in de hemel dan ook van de castraten die een streepje voor hebben: 144.000 mannen die zichzelf met de citer begeleiden. Hij kan dus aan hun stem horen dat zij 'zich nooit met een vrouw bezoedeld hebben'. Hoe weet hij dat anders? Ze zullen in de hemel toch niet aan naaktloperij doen?
De fanatiekste christenen gaan over tot castratie om elke verleiding te weerstaan, zoals Justinus bewonderend beschrijft in de jaren 130.
Het loopt zo de spuigaten uit dat de Kerk zich gedwongen voelt op te treden en op het concilie van Nicea worden gecastreerden uitgesloten van het priesterschap.
Gezien de huidige schandalen in de Roomse Moederkerk is het wellicht een goed idee dat besluit terug te draaien

(uit Een hoop misbaar)

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

De grijze valinop

Hoekstra
 
 
Dit ganse leven is één netoglop,
maar buiten mij schijnt niemand het te merken.
Men wandelt langs de beuken en de berken,
men lacht, men schertst, maar niemand valt het op.
 
Iedereen tracht zijn eigen froot te vinden, 
soms heel omzichtig en met taai beleid,
soms honds en in een minimum van tijd,
soms heel alleen, soms aan de hand van vrinden.
 
Maar mensen zijn fitulen op de winden.
Ik zie hun jacht, ik sla hun wegen ga,
ik loop de vlinders in de perken na
en glimlach om de lente in de linden.
 
Ach, geen ontsnapt de grijze valinop.
Aan ’t eind der reis staat hij tussen de bomen.
Hij heeft geen haast, want niemand kan ontkomen,
hij vangt ze allen in zijn sluiers op.
 
Dit ganse leven is één netoglop,
iedereen tracht zijn eigen froot te vinden,
maar mensen zijn fitulen op de winden,
ach, geen ontsnapt de grijze valinop.
 
Ter herinnering aan Han G. Hoekstra 04-09-1906 - 15-04-1988