Eenmaal in de achttien dagen
kruipt de Grumpel uit de grond
om aan de Raburp te vragen
waar de bus stopt naar Roermond.
De Raburp pakt dan een takje
en gaat zitten op zijn kont,
en hij schetst op zijn gemakje
in het zand een plattegrond.
Alle haltes, alle lijnen
van de trein, de tram, de pont
ziet de Grumpel daar verschijnen
en hij kijkt met open mond.
‘Doei!’ hoort hij dan plots. ‘De groeten,
enig om je te ontmoeten,
veel plezier straks in Roermond
met je broer en zeven zussen!’
Zoekend blikt hij in het rond:
de Raburp is ervantussen,
maakte vlot zich uit de voeten
naar een verre horizont.
‘Hela, je vergeet de bussen…’
zegt de Grumpel met een frons
maar er reageert geen hond.
Dus hij antwoordt binnensmonds:
‘Nou, tot over achttien dagen!’
en hij gaat weer ondergronds.
(Soms voelt hij de boel bewegen
als er boven hem een lege
bus voorbijscheurt naar Roermond.)