Ik heb zo goed als niets meer te vertellen
de fles is leeg, wat rest is zielenpijn
de eens zo blijde geest is knap vereelt
slechts bitterheid komt er naar boven wellen
mijn rijmpjes zijn inmiddels als azijn
De harde bolster van de vrucht te pellen
vertoont geen blanke pit doch grauw venijn
de toverfluit wordt zelden meer bespeeld
wat slagen op versleten trommelvellen
mijn rijmpjes zijn inmiddels als azijn
Geen olijkheid van dartele gazellen
versiert in Balladines het refrein
’t is als een stier die zich kapot verveelt
of krappe schoenen die tot blaren knellen
mijn rijmpjes zijn inmiddels als azijn
Maar af en toe zweven er toch libellen
op gazen vleugels, licht en o zo fijn
en is het net of er een lijster kweelt
dan krijgt mijn versje weer een vleugje wijn