Alvorens ze te vullen maken wij in ieder vinkje
Eerst met een vlijmscherp keukenmes een piepklein inkepinkje
Ik liep vanmorgen op de dijk, de zon kwam van opzij Mijn schaduw was present en liep gezellig met me mee Hij liep een beetje achter me, gewillig en gedwee Maar haalde bij een bocht me in en ging me toen voorbij Aan ’t einde van de dijk gekomen ging ik weer terug Mijn schaduw volgde toegewijd zoals het hoort mijn spoor En bij de bocht passeerde hij en ging me daarna voor Dat deed hij zonder haperen, want schaduwen zijn vlug Een grote wolk schoof voor de zon, mijn schaduw-ik verdween En ik liep op de kale dijk verlaten en alleen |
|