Mijn oude oma Anna droeg een vosje
Zijn kopje aan de zijkant van haar nek
Het slingerde met spitse open bek
Onder haar bolle wangen met dat blosje
 
De bontmantel, chinchilla, nerts, konijn
Was volgens roddelpraat een middenklasser
Ik ruik terwijl ik schrijf het Kölnisch Wasser
Waarmee zij ruim besprenkeld placht te zijn
 
Mijn neus begroef ik in het zachte haar
De vossenbek voorzichtig in mijn handen
Mijn vingertoppen langs die scherpe tanden
Gelukkig nog een veilig soort gevaar
 
En 's zomers ging het duo in de kast
Waarna ik zelf de flitspuit mocht hanteren
Om elke mot alvast te liquideren
Maar oma hield hem ook een beetje vast
 
De tijd verstreek vervolgens veel te snel
En toen ik lief en lusten ging ontdekken
Ontstonden op de mantel kale plekken
Net als op oma's hoofd, dat witte vel
 
Maar leven kent nu eenmaal geen sur-place
En ik ben in dit vers ook afgedreven
Want wat ik ProRail mee zou willen geven:
Er gaan wel twaalf dassen in zo'n jas!
 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Kunstmatig



Voorbijgestreefd door de technologie
Computers die je hele leven meten
Door plaatsbepaling en biometrie

Alexa wil van alles van je weten
Cortana vult je zinnen foutloos aan
En Siri helpt je niks meer te vergeten

Het brengt een schijnbaar zorgeloos bestaan
Maar durf je nog wel spreken of bewegen
Als Google je gedachten op kan slaan?

De een ziet augmentation als een zegen
Een ander voelt een vlaag robofobie
Hoe houden we de datamachten tegen?

Een kleine troost in deze dystopie:
Zo'n robot snapt geen woord van poëzie